Leo Foundation ondersteunt studenten en onderzoekers bij projecten die bijdragen aan het behoud van grote carnivoren.
Eén van onze onderzoekslijnen omvat het gebruik van genetica om te bepalen welke maatregelen effectief zijn bij het beheren van populaties carnivoren. Vaak is het moeilijk om bloed- of weefselmonsters te verkrijgen van leeuwen, tijgers of andere grote carnivoren, en we proberen het verdoven van wilde dieren voor het nemen van een monster zo veel mogelijk te vermijden. We kunnen echter ook op niet-invasieve wijze monsters nemen, en DNA bijvoorbeeld extraheren uit poepmonsters. Deze bevatten een schat aan informatie, niet alleen over het individu en de populatie zelf, maar ook over het microbioom en de diëten van de grote roofdieren die we bestuderen.
Het is cruciaal om te begrijpen wat deze carnivoren eten, zodat we inzicht krijgen hoe ze een landschap gebruiken en wat de interactie is met de mensen die in hetzelfde gebied wonen. Als vee een groot deel uitmaakt van het dieet, kan dit erop wijzen dat er conflicten zijn met de lokale bewoners. Traditionele methoden, zoals het tellen van karkassen en directe observaties, leiden doorgaans tot het detecteren van grotere prooidieren. Met DNA kunnen we echter ook sporen vinden van kleinere prooidiersoorten, of prooien die minder vaak worden gegeten. Kevin Groen publiceerde onlangs een artikel waaruit blijkt dat in vier nationale parken in Kenia kleine en zeer kleine prooidiersoorten bijna 20% uitmaken van de prooidieren voor leeuwen.
Leo Foundation blijft deze onderzoeken ondersteunen. Dit omvat ook het verkennen van nieuwe methoden die direct toegepast kunnen worden in het veld. We ondersteunen verder het opbouwen van capaciteit, zowel voor laboratoriumwerk als voor de bioinformatica die nodig is om deze datasets te analyseren.
Leave a Comment